| Aantekeningen | 
Frans  Claesz van Ruwen, wonende te Montfoort, deels hardhorend, verder tamelijk gezond. Hij herroept zijn oude testamenten, met name het testament d.d. 28-06-1623 gepasseerd voor Niclaes Verduijn, notaris voor bij het Hof van Utrecht, en stelt een nieuw testament op. Hij legateert aan Adriaen Gerritsz en Marrichgen Gerritsz, zijn zus, wonende te Delft, neef en nicht van de comparant, een obligatie van 300 gulden op naam van Jan Thonisz Sneewius, wonende te Rotterdam, met nog 100 gulden aan geld. Hij legateert aan Bart, Aelbert en Adriaen, alle drie zonen en kinderen van Gerrit Barten, wonende te Benschop, verwekt bij Marichgen Aelberts, zijn overleden vrouw, samen 1.200 gulden en de helft van een huis en getimmerte staande op grond van het Domkapittel te Utrecht, gelegen te Achthoven onder Montfoort. De comparant benoemt tot zijn erfgenanen Aelbert Heijndricksz en Jannichgen Heijndricxdr, beiden kinderen van Heijndrick Gerritsz van Hees, verwekt bij Neeltgen Aelberts, zijn huisvrouw, de nichBron: HUA, ONA Utrecht (toegangsnr. 34-4), inv.nr. 63, aktenr. 110, d.d. 29-04-1625
 ---
 Uit krachte van de testamentaire dispositie van Frans Claesz Ruwen d.d. 29-04-1625 zo hebben Cornelis Dircksz en Oth Adriaensz als bloedvoogden van de onmondige weeskinderen van Gerrit Bartsz, wonende te Benschop, verwekt bij Merrichgen Aelbertsdr, zijn overleden vrouw, met namen Bart en Adriaen Gerritsz de voogdij aangenomen. De kinderen krijgen 1.200 gulden.
 Bron: RHC RL, WK Montfoort (beh.nr. M017), inv.nr. 112, fol. 157, d.d. 23-06-1628
 ---
 De twee weeskinderen van Gerrit Barten, verwekt bij Merrichgen Aelberts, met namen Bert en Arijen Gerritsz. Tunijs Hendricksz, buurman in Cattenbroek, als principaal, en Tuentgen Hendricks, weduwe van Peter Roes, geassisteerd door voornoemde Tunijs Hendricksz, haar gecoren voogd, als borg en mede principaal, hebben aangenomen op rente van Cornelis Dircksz en Oth Arijensz als ooms en bloedvoogden van de voornoemde twee weeskinderen de hoofdsom van 1.200 gulden met een jaarlijkse rente van 105 gulden. [Bart Gerritsz heeft van Tunijs Hendricksz en Tuentgen Hendricksdr de hoofdsom van 643 gld. 10 st. ontvangen, waarin ook de rente is meegerekend, in het bijzijn van Cornelis Dircksz en Oth Arijensz, 31-03-1635.
 Bron: RHC RL, WK Montfoort (beh.nr. M017), inv.nr. 112, fol. 161, d.d. 14-11-1628
 ---
 Gerridt Pietersz Leckerkercker, wonende in dit gerecht, verklaarde dat Gerridt Barthen en zijn nakinderen, of hun voogden, zijn betaald vanwege de overname van een huis, hof, berg en schuur met 8,5 morgen eigen land, gelegen in de noordzijde van Benschop beneden de kerk. De koopsom was 4.675 gulden, waarvan 1.675 is betaald en de resterende 3.000 gulden wordt betaald in vijf termijnen. In de marge: Bard Gerritse Rietvelt en Jacob Gerritse Rietvelt, beiden zonen van Gerrit Bartten zaliger, hebben van Gerrit Pieterse Leckerkercker de totale hoofdsom ontvangen, 12-06-1660.
 Bron: RHC RL, ORA Benschop (beh.nr. L146), inv.nr. 257, d.d. 01-06-1648 (FS scan 227)
 ---
 Bart en Adriaen Gerritsz, wonende te Benschop en aan de Blauwkapel, als enige erfgenamen van Neeltgen Aelberts, in haar leven huisvrouw van Henrick Gerritsz van Hees, wonende te Montfoort, machtigen Mathijs Jacobsz, schout van Blokland, om in hun naam te verschijnen voor het gerecht van Montfoort om over te dragen aan Peter Verburch, brouwer in "Het Hart" te Utrecht, 200 gulden kapitaal met rente, tot last van Henrick Gerritsz van Hees als weduwnaar van voornoemde Neeltgen Aelberts, hun comparantes tante, volgens het akkoord d.d. 30-12-1651 voor hetzelfde gerecht gepasseerd.
 Bron: HUA, ONA Utrecht (toegangsnr. 34-4), inv.nr. 351, aktenr. 33, d.d. 15-06-1652
 ---
 Compareerde Jan Coenraedts van Groeningen woonende tot Lexmont, is schuldig ten behoeve van Bart Gerritsz van Rietvelt opde Zuytzijde van Benschop beneeden de kerck vijfhonderd gulden. Gibbo Theodori ab Eerst stelt zich borg. Getuigen: Jan Jansz van Hattingen en Dirck Willemsz Schop.
 Bron: RHCRL, ONA Oudewater (beh.nr. O063), inv.nr. 1882, aktenr. 292, d.d. 16-07-1659
 ---
 Jacob Gerritse Maijen, oud-burgermeester van Benschop, draagt over aan Bard Gerritse Rietvelt 2 morgen land, gemeen liggende met 2 morgen die voornoemde Rietvelt al bezit, gelegen aan de noordzijde van Benschop, beneden de kerk op het Rietveld, strekkende van de halve Benschopper voorwetering tot de halve landscheiding tussen Benschop en Blokland, belend ten oosten Aard Jansen Strecker met zijn hofstede en 13 morgen en ten westen Gerrit Pieterse Leckerkercker met zijn hofstede en 8,5 morgen.
 Bron: RHC RL, ORA Benschop (beh.nr. L146), inv.nr. 258, fol. 47v, d.d. 29-05-1660
 ---
 Compareerden Cornelis Pietersz van Vuijren ende Luijt Pietersz van Vuijren beyde wonende alhier, Hendrick Pietersz van Vuijren woonende tot Iselsteyn ende Michiel Valet als man ende voocht van Catharina Pieters van Vuijren mede alhier wonende, vervangende ende henluyden sterck maeckende voor Adriaen Jaspersz Rosenbarch als getrout hebbende Maria Pieters van Vuijeren woonende tot Noortwijck, allen kinderen en erfgenamen van Pieter Cornelisz van Vuijren, zij allen machtigen Gijsbert van Guijlick als in huwelijck hebbende Grietjen Pieters van Vuijren haren swager ende mede erfgenaam om vande Ed. Heeren Raden van Sijn Hoocheyt de Heere Prince van Orange residerende in ’s Gravenhage, te versoecken vervolgen ende obtineren soodanigen brieven van willich decreet als sij constituanten beneffens de geconstitueerde van seeckere vercochte ses mergen lants gelegen opde Suytsijde van Benschop schuldich sijn aen Bart Gerritsz Rietvelt coper der versz landen te leveren. Getuigen: Gerrit van Liesvelt schout vande h
 Bron: RHCRL, ONA Oudewater (beh.nr. O063), inv.nr. 1885, aktenr. 111, d.d. 12-04-1662
 ---
 Michiel Valet als man en voogd van Catharina van Vueren draagt over aan Thomas Ouwerogge, procureur voor het gerecht van IJsselstein, alle aanspraken die hij heeft, vanwege zijn huisvrouw, voor een zesde deel erfgenaam van mr. Peter van Vueren, haar overleden vader, tot laste van Bart Gerritsz Rietvelts weduwe of erfgenamen vanwege de koop van 6 morgen land. De comparant machtigt voornoemde Ouwerogge de overdracht te regelen.
 Bron: HUA, ONA Utrecht (toegangsnr. 34-4), inv.nr. 464, aktenr. 421, d.d. 06-10-1662
 ---
 Compareerden Cornelis ende Luijt Pietersz van Vueren voor hen selven wonende alhier, Hendrick van Vueren voor hemselven ende Gijsbert van Guijlick als man ende voocht van Grietjen van Vueren wonende tot Iselsteijn, allen vervangende Adriaen Jaspersz Rosenburch getrout met Maria Pieters van Vueren woonende tot Noortwijuck, ende voor Michiel Valet getrout met Catharina van Vueren wonende tot Utrecht, alle kinderen en erfgenamen van wijlen Pieter Cornelisz van Vueren, machtigen Thomas Ouwerogge procureur tot Iselsteyn aende weduwe en kinderen van Bart Gerritsz Rietvelt, die in zijn leven van hen had gekocht seeckere ses mergen lants gelegen opde zuytsijde van Benschop, soodanige brieven van willich decreet over te dragen als zij hebben vanden Ed. Heeren Raden van Zijn Hoocheyt de heere Prince van Orange, de cooppenningen vande vern. lande belooft. Getuigen: Hendrick Hicken chirurgijn en Jan Rutten van Bemmel.
 Bron: RHCRL, ONA Oudewater (beh.nr. O063), inv.nr. 1885, aktenr. 162, d.d. 16-10-1662
 ---
 Thomas Ouwenrogge, met procuratie van Cornelis en Luijt Pieterse, beide voor hen zelf, Heijndrick van Vuijren, mede voor zichzelf, en Gijsbert van Gulick als man en voogd van Grietge Pieters van Vuijren, mede present, hen samen sterkmakende voor Adriaen Jasperse Roosenburg, getrouwd met Maria Pieters van Vuijren, wonende te Brandwijk, en voor Michiel Valet, getrouwd met Catharina van Vuijren, gepasseerd voor notaris Ewout Slappecoorn te Oudewater op 16-10-1662, en van Michiel Valet, gepasseerd voor notaris Sijmon van Aelpoell te Utrecht op 06-10-1662, dragen over aan IJggie Roelen, weduwe van Bard Gerritse Rietvelt 6 morgen land, gelegen in de zuidzijde van Benschop beneden de kerk op het Rietveld, belend ten oosten Heijndrick Cornelisse Stolcker c.s. met 6 morgen en ten westen de weduwe en erfgenamen van Willem Theunisse Rietvelt met 13 morgen, strekkende als buren boven en beneden. Dit volgens brief van willig decreet van de Prins van Oranje d.d. 11-09-1662.
 Bron: RHC RL, ORA Benschop (beh.nr. L146), inv.nr. 258, fol. 69v, d.d. 04-11-1662
 |